In de expositie Meesters van de Haagse School laat Museum Jan Cunen een aantal topstukken uit  haar eigen collectie zien. Anton Mauve, Willem Roelofs en de gebroeders Maris zijn enkele van de  19e-eeuwse kunstenaars die hun typische Hollandse vergezichten tonen. Landschappen van water en wolken sieren tot eind juni de wanden van de monumentale trouwzaal van Museum Jan Cunen.

In de jaren 1950-1960 richtte het verzamelbeleid van Museum Jan Cunen zich vooral op 19e-eeuwse kunst, mede omdat hier beneden de grote rivieren geen openbare verzameling van bestond. In de loop van twee decennia zijn talloze werken van bekende meesters van de Haagse School bijeengebracht.

De Haagse School is de naam van een groep kunstenaars die tussen ongeveer 1860 en 1890 in Den Haag en omgeving werkten. Zij vonden elkaar in het naschilderen van de werkelijkheid. Met schildersezel trokken zij naar buiten en werden geïnspireerd door het polderlandschap, door het leven van vissers en boeren, door kabbelend water en koeien in de wei. Jan Hendrik Weissenbruch, één van de pioniers van de Haagse School, verwoordde hun werkwijze als volgt: “Wij leven van regen en zonneschijn en gaan met ons palet door de droge buien.” De realistische verbeelding van de natuur was het onderwerp van hun werk. Maar daarbij vonden zij het ook belangrijk om de stemming die een landschap of een zeegezicht bij hen opriep vast te leggen. Daarin stonden zij dicht
bij de Franse impressionisten. Weliswaar wat minder uitbundig in kleur, maar dat had alles te maken met de grijze tonen van het Hollandse licht. De nu in Museum Jan Cunen getoonde schilderijen geven impressies van de schoonheid en grootsheid van de natuur. Of zoals Willem Roelofs stelde: “Een goede buitenstudie heeft de adem van de natuur in zich.”